Familiale onverenigbaarheid
Familiale onverenigbaarheid
gemeente- en districtsraad
De volgende personen kunnen niet samen zetelen (artikel 10, eerste lid, 7°, Decreet Lokaal Bestuur (DLB)):
- bloedverwanten tot en met de tweede graad;
- aanverwanten in de eerste graad;
- echtgenoten.
Als bloed- of aanverwanten in een graad als hierboven vermeld, of twee echtgenoten worden verkozen bij dezelfde verkiezing, wordt de voorkeur bepaald door de grootte van de quotiënten op grond waarvan de zetels die kandidaten hebben verkregen aan hun lijst zijn toegekend (artikel 10, tweede lid, DLB).
Als twee bloed- of aanverwanten in een verboden graad of twee echtgenoten worden verkozen, de ene tot raadslid, de andere tot opvolger, geldt het verbod om zitting te nemen alleen voor de opvolger, tenzij de plaats waarvoor hij in aanmerking komt, is opengevallen voor de verkiezing van zijn bloed- of aanverwant of echtgenoot. Tussen opvolgers die voor opengevallen plaatsen in aanmerking komen, wordt de voorrang allereerst bepaald volgens de tijdsorde van de vacatures (artikel 10, derde lid, DLB).
Voor de toepassing van dit artikel worden personen die een verklaring van wettelijke samenwoning als vermeld in artikel 1475 van het Burgerlijk Wetboek hebben afgelegd, met echtgenoten gelijkgesteld.
Aanverwantschap die later tot stand komt tussen raadsleden, brengt geen verval van hun mandaat mee. Dat geldt niet bij een huwelijk tussen raadsleden en als er een verklaring van wettelijke samenwoning als vermeld in artikel 1475 van het Burgerlijk Wetboek, is afgelegd (artikel 10, vijfde lid, DLB).
De onverenigbaarheid wordt geacht op te houden door het overlijden van de persoon door wie ze tot stand is gekomen, door echtscheiding of door de beëindiging van het wettelijk samenlevingscontract (artikel 10, zesde lid, DLB).
Deze onverenigbaarheden gelden ook voor de leden van het college van burgemeester en schepenen (artikel 45, tweede lid, DLB).
Raad voor maatschappelijk welzijn
De onverenigbaarheden die gelden voor de gemeenteraad zijn van overeenkomstige toepassing op de raad voor maatschappelijk welzijn en zijn leden (artikel 71, DLB).
Bijzonder comité voor de sociale dienst
De onverenigbaarheden die gelden voor de gemeenteraad zijn van overeenkomstige toepassing op de voorzitter en de leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst (artikel 100, DLB).
Provincieraad
Voor de provincieraad zijn dezelfde regels van toepassing als voor de gemeenteraad (art. 11 , provinciedecreet).